16 augustus 2022

Wij Nederlanders ruimen wat graag onze boombladeren op. Een vraag die we regelmatig krijgen over bomen in de stad is dan ook: ‘Wordt de bodemorganische stof al dan niet te gering als bladeren niet meer kunnen ontbinden in de grond waarin de boom groeit?’ Dat blijkt niet het geval.

In veel natuurlijke situaties, zoals in een bos, wordt veel van het bladafval van een boom opgenomen in de grond (de strooisellaag) waar deze groeit. Door onze opruimdrang kan het afgevallen blad niet het verlies aan organische stof in de grond compenseren. Maar het aandeel organisch materiaal in de bodem dat afkomstig is van bladafval is veel lager dan de meeste mensen denken.

Organische stof: drie bronnen
Het totaalgehalte aan organisch stof in een natuurlijke bodem komt uit drie bronnen:
– Organisch afval op het bodemoppervlak: bladafval en uitwerpselen van dieren;
– Dood organisch materiaal in de bodem: wortels, bodemleven dat sterft en rot;
– Exudaten: vloeibare koolhydraten die door worteluiteinden in de grond stromen.

Meer aandacht
In feite zijn de grootste bijdragers aan organisch materiaal in de bodem fijne boomwortels en, nog belangrijker, de mycorrhiza geassocieerd met boomwortels. Veel meer aandacht voor deze mycorrhiza, en beter gezegd het gehele bodemleven, is daarom van groot belang. Zeker bij bomen omringd door verharding.

De invloed van bestrating
Veel bomen aan straten, parkeerterreinen en pleinen in de binnenstad groeien in kleine boomspiegels (1,5 bij 1,5 meter of zelfs kleiner) omgeven door bestrating. Hoe beïnvloedt het bedekt zijn met bestrating de organische stof in de bodem? Het antwoord hangt grotendeels af van welke mate de grond een ideale leefomgeving biedt voor het bodemleven. Belangrijker: hoe beïnvloedt de bovenliggende bestrating de groei van wortels/mycorrhiza en het overige bodemleven?

Een snelle omlooptijd
Godbold et al (2006) bestudeerden de relatie tussen bladafval, fijne wortels en schimmels voor koolstofopname in organisch materiaal in de bodem gedurende drie groeiseizoenen in een populierenbos in Italië. De resultaten: 62 procent (en waarschijnlijk meer) van de koolstof in het organisch-stofgehalte kwam van mycorrhiza. De verklaring: de schimmeldraden van de mycorrhiza hebben een zeer snelle omloopsnelheid van slechts negen dagen. Veel sneller dan bladeren, die één keer per jaar worden omgezet, en fijne wortels, die zich ongeveer drie keer per jaar vernieuwen.

Fijne wortels en mycorrhiza
Fogel en Hunt (1982) vonden ook dat de bijdrage van organisch materiaal naar de grond door fijne wortels en mycorrhiza veel hoger was dan die van bladafval. In hun twee jaar durende studie van een jong Douglas-dennenbos in het kustgebied van Oregon varieerde de bijdrage van organisch materiaal naar de bodem door fijne wortels en mycorrhiza van zo’n 78 tot 84 procent.

Organisch-stofgehalte neemt toe
Als we de relatieve invloeden van fijne wortels en de bijbehorende mycorrhiza versus bladafval op de vorming van organische stof in de bodem weten, hoe kunnen we dan verwachten dat bestrating de afgifte van organisch materiaal van bomen naar de bodem zal beïnvloeden? In veel natuurlijke omgevingen zoals bossen neemt het organisch-stofgehalte toe totdat het climaxstadium is bereikt. Dit gebeurt ook op plekken in de natuur waar het blad niet blijft liggen (denk aan steile rotswanden met bomen): het organisch-stofgehalte neemt ook hier toe.

Ervaringen met groeiplaatsinrichtingen
Wij kijken ook naar ervaringen van geslaagde groeiplaatsinrichtingen in de stad van de afgelopen decennia. De eerste groeiplaatsconstructies werden aangelegd eind jaren ’60: boombunkers in onder meer Boston (VS) en Charlotte (VS). Hierin zien we dat het organisch-stofgehalte zich ook heeft gestabiliseerd waarbij het bodemleven floreert. Minder geslaagde projecten laten vaak een laag gehalte aan bodemleven zien, met vaak een afname van het organisch-stofgehalte.

Bladafval is niet noodzakelijk
Conclusie: bladafval is niet noodzakelijk om het organisch-stofgehalte te behouden. Alles wijst uit dat het bodemleven een sleutelrol speelt in het behoud van een gezond organisch-stofgehalte onder verharding.